In 2014 lijken de meeste technologieën en mediadiensten een punt van saturatie te hebben bereikt, en zien we weinig grote veranderingen in vergelijking met vorig jaar. Met uitzondering van smartphones en tablets, waar we wel nog een sterke groei zien.
Dat is een van de bevindingen uit iMinds digiMeter 2014, de jaarlijkse studie over bezit en gebruik van media en ICT in Vlaanderen. Maar zit die groei voornamelijk nog bij de jongere segmenten, of zien we dat steeds meer Vlamingen uit oudere generaties een smartphone of tablet gebruiken? En zijn zowel smartphones als tablets vooral populair bij de jongere generaties, of bereiken beide toestellen een andere doelgroep?
Steeds meer Vlamingen ruilen hun ‘gewone’ mobiele telefoon in voor een smartphone. 57% van de Vlamingen heeft een smartphone (een stijging van 10 procentpunt ten opzichte van vorig jaar). Hiermee zijn er voor het eerst meer Vlamingen met een smartphone dan met een gewone mobiele telefoon (dat zakt naar 53% van de Vlamingen). Hoewel de adoptie van smartphones sterk is gestegen, is er nog een achterstand als we vergelijken met landen zoals Duitsland (67%), Frankrijk (67%), VS (71%), Nederland (72%) en het Verenigd Koninkrijk (75%).
De adoptie van tablets is zelfs met 14 procentpunt gestegen: 56% van de Vlamingen beschikt over een tablet binnen hun huishouden. Hiermee blijft Vlaanderen wel in het spoor van bijvoorbeeld Nederland (ook 56%).
Als we kijken per leeftijdscategorie, komen enkele opvallende bevindingen naar boven. Zo zien we dat smartphones hun piek hebben bij de jongere segmenten (acht op tien Vlamingen van 15 tot 39 jaar bezitten een smartphone), terwijl tablets een meer verspreide adoptiecurve vertonen (met een piek bij Vlamingen tussen 40 en 49 jaar). Smartphones zijn dus duidelijk gelinkt met jongeren, terwijl tablets ook bij oudere generaties aanslaan. Verschillende oorzaken liggen aan de basis van dit verschil. Een eerste verklaring is het feit dat jongeren vaak gedwongen keuzes moeten maken. Elk toestel kopen dat ze willen, ligt vaak niet binnen hun financiële mogelijkheden. Daarom kiezen jongeren vaak maar voor twee toestellen. Het centrale scherm is de laptop (negen op tien Vlamingen tussen 15 en 39 jaar bezit een laptop), vaak met de smartphone als mobiel verlengstuk. Een tablet hoort minder vaak tot hun pakket, omdat dit toestel voor hen minder toegevoegde waarde biedt ten opzichte van hun laptop of smartphone. Voor de iets oudere generatie is de tablet echter een ideaal toestel om op verkenning te gaan in de digitale wereld. Een tablet vinden ze vaak intuïtiever dan een laptop; het grotere scherm is dan weer een voordeel ten opzichte van een smartphone. Niet onbelangrijk: tablet bezitters hebben vaak ook kinderen jonger dan 10 jaar, waarvoor steeds meer ouders een tablet verkiezen boven een laptop (bijvoorbeeld voor het spelen van educatieve games of filmpjes, het gebruik van platformen zoals Wanagogo van Studio 100, kinderliedjes via YouTube,…).
Opmerkelijk is dat een groot deel van de groei van smartphones bij de 60-plussers zit. Hier hoort wel de kanttekening dat deze generatie de smartphones daarom niet noodzakelijk op een ‘smart’ manier gebruiken. 16% van de smartphonebezitter ouder dan 60 zegt hun smartphone nooit te verbinden met het internet; bij de smartphonebezitters jonger dan 60 is dat slechts 3%. Een op zes van de 60-plussers met een smartphone gebruikt die smartphone dus als een gewone mobiele telefoon. Toch kunnen we stellen dat toegang tot internet steeds minder een kwestie van middelen is, maar meer een kwestie van vaardigheden en kennis rond digitale media. Uit de digiMeter studie kwam naar boven dat oudere generaties steeds vaker (mobiele) toestellen bezitten waarmee ze verbinding kunnen maken tot het internet, maar dat ze nog de competenties missen om die op een voor hen relevante manier toe te passen.
Jongeren zijn dus grote fans van smartphones. Acht op tien Vlamingen tussen 15 en 30 jaar heeft inmiddels een smartphone, wat een pak hoger is dan de 37% binnen dezelfde leeftijdsgroep die (ook) nog een gewone mobiele telefoon (of ‘dumbphone’) bezit. Welke invloed heeft dat op het vlak van telecommunicatie? Hoe verhoudt zich het gebruik van traditionele communicatie via het mobiele netwerk (bellen en sms’sen) tot het gebruik van applicaties zoals Skype, Facetime, WhatsApp, Facebook Messenger en Snapchat die gebruik maken van het internet (ook gekend als Over-The-Top (OTT) applicaties)? Wat opvalt, is dat de frequentie van versturen van sms’en positief gecorreleerd is met het versturen van berichten via OTT applicaties. Wie dagelijks berichten stuurt via apps zoals Facebook Messenger of WhatsApp, zal vaak ook nog dagelijks sms’en sturen. De OTT applicaties lijken dus op dit moment geen substitutie voor de traditionele sms, maar eerder een aanvulling erop. Dit wordt ook bevestigd door een studie door het BIPT. In landen zoals Nederland, waar vooral WhatsApp enorm populair is, zien we wel dat de traditionele sms zwaar te lijden heeft onder de opkomst van de alternatieve berichtendiensten.
Het dagelijks versturen van berichten is populairder bij jongeren dan bij oudere generaties. Vooral bij berichten via OTT-applicaties zien we een sterk contrast tussen de jongere en oudere generaties (zie onderstaande tabel). Opvallend is ook dat WhatsApp in Vlaanderen helemaal nog niet zo wijd gebruikt als bv in Nederland. De meest populaire berichtendiensten bij Vlaamse jongeren zijn Facebook Messenger en Snapchat.
Het bezit van tablets is minder gelinkt aan jongeren dan wat de algemene perceptie is. Ook als we kijken naar het gebruik van tablets is het opvallend dat de gebruiksfrequentie hoger is bij oudere generaties dan bij jongere generaties. De helft van de 30 tot 59-jarigen zegt dagelijks een tablet te gebruiken. Bij Vlamingen tussen en 15 en 30 jaar is dat 41%, en bij 60-plussers is dat 29%. Als we enkel kijken naar wie een tablet ter beschikking heeft, dan valt het op dat driekwart van de tabletbezitters ouder dan 60 hun tablet dagelijks gebruikt, wat iets hoger is dan bij 30 tot 59-jarigen (72%), en een pak hoger dan bij tabletbezitters tussen 15 en 30 jaar (59%). Het is dus opmerkelijk dat de tablet een centralere rol lijkt te spelen bij oudere dan bij jongere tabletbezitters. Het bezit van een tablet is lager bij 60-plussers dan bij jongere leeftijdscategorieën, maar wie op oudere leeftijd een tablet bezit, lijkt daar ook vaker gebruik van te maken. Voor die generatie lijkt de tablet de sleutel te zijn om toegang te krijgen tot de digitale wereld, en kan het intuïtieve karakter van tablets helpen om de digitale kloof op het vlak van internetvaardigheden te dichten.
De top-5 functies die dagelijks op een tablet uitgevoerd worden, zijn erg gelijkaardig tussen de verschillende leeftijdsgroepen. De volgorde is echter wel verschillend. Waar social media op de eerste plaats komt bij jongeren, zien we dat het lezen van e-mails voorop komt bij oudere generaties. Opmerkelijk is dat gamen op een tablet voor 30% van de tabletbezitters ouder dan 60 jaar een dagelijkse activiteit is, tegenover 23% bij de jongere generaties. Ook dit toont aan poorten kan openen voor een oudere generatie die tot nu toe enkel toegankelijk waren voor jongere generaties.
Bij smartphone-applicaties kunnen we gelijkaardige conclusies trekken als bij tablet. Wel zien we dat het belang van social media hier hoger is dan bij tablet. Op smartphone is dagelijks gamen dan weer populairder bij de jongere generatie smartphonebezitters (24%) dan bij de oudere generaties (30 tot 59 jaar: 15% ; 60+: 7%), wat dus ook een verschil is in vergelijking met tablet.
Sociale netwerken zijn voor jongeren dus erg belangrijke applicaties op hun mobiele toestellen. Dat zien we ook in de intensiteit waarmee ze sociale media gebruiken. Voor Facebook bijvoorbeeld zien we dat 64% van de jongeren met een account op dit sociale netwerk, minstens 1 uur per dag Facebook gebruiken. Dat is een pak hoger dan bij 30 tot 59-jarigen (33%) en 60-plussers (22%).
Als we ten slotte kijken naar het betalen voor apps (zowel het aankopen van apps zelf als het uitvoeren van aankopen binnen een app), dan zien we dat meer tabletbezitters het afgelopen jaar betaald hebben voor tablet-applicaties, dan dat smartphonebezitters betaald hebben voor smartphone-apps. Dit geldt binnen elke leeftijdscategorie. Bovendien zien we dat de piek ligt tussen 30 en 50 jaar (zowel voor tablet als voor smartphone). Waar jongeren zoveel mogelijk op zoek gaan naar gratis manieren om media te consumeren, zien we dus dat de generatie tussen 30 en 50 jaar wel bereid is om te betalen.